Vissen met de feederhengel:
Dat het vissen met een voerkorf, ook wel swimfeeder (Engels) genoemd, heel erg populair is, staat als een paal boven water. De voerkorf zorgt evoor dat, op welke afstand er ook gevist wordt, het aas en lokvoer altijd bij elkaar liggen. Bovendien wordt, omdat de vis bij elke worp opnieuw een aanlokkelijk hapje voer voorgeschoteld krijgt, de stek bijna als vanzelf optimaal onderhouden.
Vooral dat bijhouden van de voerstek is daarbij uitermate van belang. Dankzij het voerkorfje, kan iedere hengelaar, het op tijd bijvoeren niet vergeten!
FEEDERHENGEL
Hengels die geschikt zijn voor het werpen met voerkorven noemt men logischerwijs dan ook feederhengels.
De voerkorf moet bescheiden van afmeting zijn, immers het werpvermogen van onze hengels kent nu eenmaal een grens. De wat grotere voerkorven hebben in gevulde toestand (uiteraard afhankelijk van het formaat en het aangebracht extra loodgewicht) toch al gauw een gewicht dat ergens tussen de 40 en een dikke 100 gram ligt! Om deze zware gewichten weg te zetten is een langere hengel met meer 'body' een vereiste.
Dus koop een hengel die bij het te bevissen water past.
GRADATIES
Men kan feederhengels al naar gelang werpvermogen en lengte in 'light, medium en heavy' indelen. Een feederhengel die geschikt is om er voerkorven tot plm. 40 gram mee weg te zetten heeft gewoonlijk een lengte van plm. 3 meter (10 ft.). Deze hengel zou ik als 'lichte' feeder willen bestempelen. De ongeveer 330 cm (11 ft) lange medium-feederhengel is geschikt voor het werpen van voerkorfen tot plm. 70 gram gevuld gewicht. Hengels die nog zwaardere gewichten aankunnen (tot aan plm. 100-120 gram!) kunnen we met recht heavy-feederhengels noemen.
De lichtere verfijndere typen feederhengels zullen in onze streken het meest toepassing vinden.
EEN BLIK OP DE VOERKORF
Voerkorven zijn in drie groepen in te delen, namelijk:
1. open voerkorven, aan beide zijden open;
2. gesloten voerkorven, aanbeidezijden gesloten;
3. half open korven, slechts aan één zijde open;
In principe bestaat de voerkorf uit een, metaalgaas vervaardigd hulsvormig lichaam verzwaard met een loodstrip. Er zijn ook voerkorven met een plastic lichaam.
Een belangrijk verschil tussen een open plastic voerkorf en een gaasfeeder is dat de eerstgenoemde tijdens het binnendraaien gemakkelijker van de bodem loskomt, als de aan alle kanten open gaasfeeder.
Dit is met name van belang als er zich tamelijk veel vuil (wier e.d.) op de bodem bevindt.
TRAGE EN SNELLE FEEDERS
We kunnen voerkorven onderscheiden in trage en snelle feeders.
Een trage feeder laat het aas of voer, omdat hij slechts van weinig of kleine openingen is voorzien, maar langzaam los. Een snelle feeder heeft grotere openingen, waardoor het voer of het levend aas er sneller uit zal spoelen.
DE OPEN VOERKORF
De open voerkorf is, uitermate geschikt voor stilstaand en licht stromend water.
We zouden deze korf natuurlijk met alleen maar lokvoer kunnen vullen en daar best wel baat bij kunnen hebben. De praktijk leert dat de vis nog meer respons geeft, als we de korf behalve met voer ook eens met levend aas, maden, casters en/of wormen vullen.
De open voerkorf.
EEN FEEDER VAN HET JUISTE GEWICHT
Een van de belangrijkste zaken bij het feedervissen is de keuze van de juiste feeder; beter gezegd de keuze van het juiste loodgewicht van de feeder.
Het eigen gewicht van de te gebruiken voerkorf (dus zonder voer in de korf), wordt bepaald door de te werpen afstand.
Hoe verder men van zich af vist des te zwaarder de korf moet zijn.
Vist men te licht dan zal de te vissen afstand moeilijk te bereiken zijn.
FEEDERVOER
Als we met een feeder vissen is de vastheid van het voer erg belangrijk.
In diep of stromend water mag het lokaas bijvoorbeeld kleveriger zijn en meer stevig in de korf zijn gedrukt als op ondiep of niet stromend water.
Als de voerkorf zijn lading al tijdens de worp of halverwege de waterdiepte verliest hebben we er op de bodem nu eenmaal niets aan.
Al te stevig is echter ook niet goed. Ik zie het bijv. wel eens gebeuren, dat als men een vis vangt en deze boven het schepnet trekt, de voerkorf nog half vol met voer zit.
Het zou de visser dan toch duidelijk moeten zijn, dat dit persé voorkomen moet worden. Juist een gaaskorf moet zich binnen enkele minuten en zeker als er, zoals bijvoorbeeld bij het aanslaan gebeurt, fel aan de lijn getrokken wordt, op de visplek leegen!
Stelt u zich eens voor wat er gebeurt als het lokvoer in de korf blijft plakken.
Elke keer als we de korf binnenvissen volgt er dan in een rechte lijn naar de oever en spoor van lokvoerdeeltjes. Dit heeft hetzelfde effect als je met de vaste hengel een strook van 10 meter met voerballen voorziet.
Zorg er dus altijd voor dat de korf zich zo snel mogelijk op de stek leegt.
AANBETEN
Een aanbeet kan zich op verschillende manieren voordoen, bijvoorbeeld zowel in de vorm van een plotseling fel naar het water buigende top, als ook in de vorm van een terugvalbeet.
Dit wordt veroorzaakt als de vis het aas pakt en naar ons toe zwemmen en de voerkorf meenemen.
En het meest voorkomend in de vorm van een aantal elkaar snel opvolgende schokkerige rukjes. U kunt dan rustig aanslaan en de vis landen. Om een goede beetregistratie te hebben kan je gebruik maken van een targetbord.
Dit bord zorgt ervoor dat je een rustige achtergrond heb en zo de kleinste aanbeten zichtbaar worden.
DE VOERPLEK
Hoe maken en onderhouden we een voerplek.
Een voerplek maken we met de feederhengel en de voerkorf waarmee je gaat vissen.
We doen dit door om de minuut een korfje met voer en aas op de gewenste afstand te brengen, laten deze ± 40 seconden liggen en geven een ruk aan de hengel. Nu komt het voer dat nog niet uit de korf was los.
We halen rustig in en herhalen dit 15 maal.
Nu gaan we vissen. Door telkens opnieuw in te gooien wordt de voerstek steeds voorzien van vers aas en voer.
HET AFSTEUNEN VAN DE HENGEL
Steun de hengel zo af dat er een hoek ontstaat tussen de 90 en 120 graden.
Zo is goed aanslaan mogelijk. Voor de voorste hengelsteun gebruik je een breede steun met een golvend profiel. Daarmee kun je de buiging van de hengeltop exact bepalen en aan het bijtgedrag van de vis aanpassen.
Hoe minder lijn zich bevindt tussen wateroppervlak en hengeltop, de minder de kans dat de wind de beet registratie beïnvloed.
Als achtersteun gebruik ik mijn knie of het kussen van mijn viskoffer. En heb ik de hengel in mijn hand. Zo kan ik snel reageren als ik beet heb.